Vinschgau is het
grootste droge dal in de Alpen, met de minste regenval. Daarom vindt men hier ook een
unieke flora en fauna op het schrale terrein van de zogenaamde
Sonnenberg, dat zich 60 kilometer uitstrekt van Partschins (bij Meran) tot Mals. Hier treft de bezoeker een echte steppen-vegetatie aan, met donzige eiken en steeneiken, sleedoorns, rozenbottels en duindoorns.
De temperatuurverschillen tussen dag en nacht zijn extreem, en op het hoogtepunt kan de bodem meer dan 50 graden Celsius warm worden. De droge grasland-vegetatie herbergt vele soorten insecten, schorpioenen, vogels en reptielen, waaronder de voor Europa behoorlijk exotische smaragdhagedis en de esculaapslang, het symbool van de geneeskunde. Totaal andere omstandigheden biedt de tegenoverliggende,
groene en waterrijke Nördersberg.
In het uitgestrekte
nationale park Stilfserjoch leeft een flinke populatie alpensteenbokken, gemzen, herten en reeën, maar ook adelaars, haviken en marmotten. En heel af en toe kan men hier een lynx of een (opnieuw ingevoerde) bruine beer aantreffen.