Aan de voet van de mystieke heuvel Tartscher Bühel in Obervinschgau ligt het historische stadje Glurns, dat vroeger het centrum was van de regionale zouthandel. Tegenwoordig heeft het nog slechts 900 inwoners, waarmee het kan bogen op de titel kleinste stad van de zuidelijke Alpen.

Glurns werd al bewoond in de Romeinse tijd. Op de plaats van het stadje bevond zich een knooppunt langs de handelsrout Via Claudia Augusta en een belangrijke markt- en overslagplaats voor de zouthandel. In 1304 werd het stadje aan de Etsch voor het eerst in oorkonden als stad genoemd.

Dit kleinood heeft als enige stad in Europa nog steeds zijn complete middeleeuwse vestingwerken, nog afgezien van de fraaie arcades en omringende kerken en kastelen. De vaste tentoonstelling in de Tauferer stadstoren is gewijd aan de beroemdste zoon van Glurns, de kunstenaar Paul Flora, die in 2009 overleed.


Meer informatie over musea in Glurns vindt u in het Duits, Engels en Italiaans beschreven.